Zzp’ers en arbeidsrelaties: rechtszaak in Den Haag
Steeds vaker worden werkgevers geconfronteerd met rechtszaken waarin zzp’ers claimen dat zij in feite werknemers zijn. Recentelijk deed de kantonrechter in Den Haag uitspraak in een dergelijke zaak. De zzp’er in kwestie eiste loondoorbetaling tot de rechtsgeldige beëindiging van haar contract en 8 procent vakantietoeslag. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad sprake was van een arbeidsovereenkomst, wat ingrijpende financiële gevolgen voor de werkgever met zich meebracht.
Bewezen arbeidsrelatie
De zaak onderstreepte dat er feitelijk een arbeidsovereenkomst bestond. De vrouw werkte in een team, nam deel aan vergaderingen en was actief in de WhatsApp-groep voor personeel. Ze had een overeenkomst voor 100 uur per maand en ontving daarvoor een uurtarief net boven het minimumloon. Daarnaast beschikte zij over een laptop, parkeerkaart en sleutel van het kantoor. Dit alles wijst erop dat de vrouw feitelijk een werkneemster was. In haar kort geding verklaarde ze dat het overeengekomen uurloon haar netto werknemersloon moest zijn.
Financiële gevolgen voor de werkgever
De rechter oordeelde dat het bedrijf loonaangifte moest doen over de periode 2017-2024, waarin de vrouw als zelfstandige werkte. Daarnaast was de werkgever verplicht om een totaal van 28.800 euro aan bruto salaris, 8 procent vakantiegeld, 10.760 euro aan achterstallig vakantiegeld en 5.618 euro transitievergoeding te betalen. Het bedrijf had daarmee aanzienlijke financiële gevolgen te ondergaan door de erkenning van de vrouw als werknemer.
Dit toont aan hoe essentieel het is voor werkgevers om de voorwaarden van opdrachtovereenkomsten duidelijk vast te leggen. Een clausule die stipuleert dat bij de vaststelling van een arbeidsovereenkomst het overeengekomen tarief geldt als bruto loon, kan veel problemen voorkomen. De uitspraak wijst bovendien op het belang van de feitelijke werkrelatie, die meer gewicht heeft dan KvK-inschrijvingen of facturen.
